Hoe ademen insecten?


Tracheaal systeem
Bij insecten werkt dit anders. Insecten hebben een zogeheten tracheaal systeem, waardoor ze niet door hun mond hoeven te ademen. Ze hebben geen longen en hun bloed is waterig en geel, omdat het geen zuurstof en koolstofdioxide door hun lichaam vervoert. In plaats daarvan gebruiken ze een netwerk van buisjes, tracheeën genaamd, die door hun hele lichaam lopen. Deze worden met lucht gevuld door een rij poriën aan de zijkant van het insectenlijf. Die poriën worden spirakels genoemd.De lucht komt via de spirakels in de tracheeën terecht, die in steeds kleinere buisjes vertakken. Aan het einde van elke trachee zorgt een speciale cel (de tracheool) ervoor dat de zuurstof direct door het insectenlijf kan worden opgenomen. Op dezelfde manier, maar dan in omgekeerde richting, kan koolstofdioxide het lichaam weer verlaten. Dit proces wordt diffusie genoemd.
Beperkingen
Ademhaling door middel van diffusie werkt niet erg snel. Zuurstofopname gaat bij mensen sneller, omdat wij bloed hebben dat die zuurstof in een rap tempo naar de rest van ons lichaam kan transporteren. Insecten zijn afhankelijk van de passieve beweging van de zuurstof en koolstofdioxide zelf. Dat is een van de redenen dat de meeste insecten zo klein zijn: hoe groter het lichaam, hoe langer de zuurstof erover doet om alle uithoeken van het lichaam te bereiken. Grotere insecten hebben dan ook een extra mechanisme om de gassen door hun lijf te transporteren. Door het samentrekken van hun spieren maken ze pompende bewegingen met hun achterlijf, waardoor ze de gassen een extra zetje geven. Dit proces wordt convectie genoemd en kost het insect meer energie dan wanneer het alleen gebruik maakt van diffusie.Behalve door het ademhalingssysteem wordt de grootte van een insect ook beperkt door het uitwendige skelet, dat van chitine is gemaakt. Hoe groter het insect, hoe zwaarder zijn uitwendige pantser. Klein zijn heeft dus z'n voordelen.
