Een korstmos is een samenlevingsvorm tussen alg en schimmel
Mossen en korstmossen worden vaak in één adem genoemd. Toch is een korstmos iets heel anders dan een mos. Een korstmos (lichenen) is een samenlevingsvorm van een alg en een schimmel. Korstmossen zijn schimmels en komen meestal als grijze, bruine of gele, oranje-achtige korsten voor op stenen of bomen als een korstachtig plakkaat of enigszins struikvormige structuren. In Nederland komen meer dan 600 soorten korstmossen voor.
Groot dooiermos
Wat is een korstmos?
Een korstmos is een schimmel en bestaat uit schimmeldraden die een alg omkapselen. Korstmossen zijn dus samenlevingsvormen van algen en schimmels. Algen of wieren zijn eenvoudige organismen die via het licht koolstofdioxide omzetten in koolhydraten zoals glucose (fotosynthese). De korstmossen profiteren hiervan want een korstmos heeft geen fotosynthese en kunnen zelfstandig geen glucose en zetmeel aanmaken. Korstmossen wordt ook nooit aangetroffen zonder een alg terwijl algen wél in hun eigen levensbehoefte kunnen voorzien. Korstmossen hebben geen stengels, bladeren, bloemen of wortels, maar schimmeldraden.
Schimmeldraden
De schimmeldraden van een korstmos beschermen de alg op hun beurt tegen uitdroging, bevriezing en tevens produceert de korstmos ascorbinezuur wat de fotosynthese in de alg stimuleert. Ook houdt een korstmos regen vast en algen hebben dit eveneens nodig voor de fotosynthese. Een prima samenwerking dus. De bouwstoffen van een korstmos, zoals eiwitten, vetten, stikstof en fosfor worden gehaald uit de ‘gastheer’ en uit de lucht of uit het water. De ‘gastheer’ kan zijn boomschors, steen, dak of rots. Bijna alle schimmels uit de korstmossen behoren tot de zakjeszwammen, zoals de bruine bekerzwam. De kleine bruine bekerzwam valt onder de paddenstoelensoorten.
Olijfschildmos
Kleine bruine bekerzwam
Rond schaduwmos
Uiterlijk van korstmossen
We kunnen visueel zichtbaar, korstmossen onderscheiden in drie verschillende vormen.
- korstvormige soorten
- bladvormige soorten
- struikvormige soorten
De korstvormige soorten
Deze korstmossen plakken als het ware op de gastheer. Op een boom, steen, dak of rots. Ze zijn korrelig of glad. Korstvormige soorten zijn onder ander: steenpurperschaaltje, platte citroenkorst, gewone citroenkorst, stoffige citroenkorst, witte citroenkorst, gewoon- en donker landkaartmos,
Gewone citroenkorst
De bladvormige soorten
De lobben hebben een duidelijke laag structuur. Een bovenlaag (bovencortex), een algenlaag, een merglaag en een onderlaag (onder cortex). Op verscheidene plekken zijn bladvormige korstmossen met speciale hechtorganen (lijken op wortels) met de gastheer verbonden. Een bladvormig korstmos is bijvoorbeeld het groot dooiermos, heksenvingermos, rond schaduwmos en het purper geweimos.
Struikvormige soorten
Een mos met een uiterlijk als een struik. Rijk vertakte staafvormige, spiesvormige of bekervormige ‘takken’. Het bruinbekermos, frietzakbeker, gewoon stapelbekertje, open rendiermos, sierlijk rendiermos en dove heidelucifer bijvoorbeeld. Ook behorende bij de struik korstmossen is het baardmos. Lange ronde draden, als een baard, hangen over de tak heen. Baardmossen zijn op één plaatst verbonden zijn met de ‘gastheer’. De meest voorkomende soort is de Usnea hirta, ook wel oudemansbaard genoemd.
Open rendiermos
Overeenkomsten met mos
Korstmossen en mossen hebben een overeenkomst.
- ze kunnen allebei sporen hebben
- ze komen vaak op dezelfde plekken voor
- en in Nederland zijn ongeveer net zoveel korstmossen als mossen.
De sporenkapsels die we zien bij de voortplanting van mossen komen niet voor bij de korstmossen
Voortplanting korstmossen
Korstmossen planten zich voort door vegetatieve vermeerdering oftewel door ongeslachtelijke voortplanting of via vruchtlichamen (geslachtelijke voortplanting).
Via vruchtlichamen
Zakjes (ascus) met sporen noemen we het vruchtlichaam. De sporen van de korstmos gaan vergezeld met enkele algencellen waar de geslachtelijke voortplanting plaats vindt.
Rode heidelucifer
De vruchtlichamen bevinden zich ín de korstmos of buiten de korstmos en zijn omgeven door een dun vliesje. Bijvoorbeeld het groot dooiermos, witte schotelkorst en rode heidelucifer hebben sporenzakjes. Wanneer de sporenzakjes opengaan komen de schimmeldraden en algencellen vrij en worden door wind, regen en insecten verspreid en kunnen zo verder groeien.
De vegetatieve vermeerdering
Vegetatieve vermeerdering vindt hoofdzakelijk plaats bij de blad- en struikvormige korstmossen. Deze verspreiden zich doordat er stukjes afbreken die meegenomen worden door de wind en vervolgens verder groeien. Of de thallus (wat lijkt op het blad) barst open en er is een wittige tot groengrijze glans te zien op de korstmos.
Deze glans bevat zeer kleine korrels die uitgroeien tot een nieuwe korstmos. Zoals bij het stoeprandvingermos en bosschildmos. Eén z'on piepklein korreltje kan uitgroeien tot een nieuwe korstmos!
Stoeprandvingermos
Korstmossen en het milieu
Wind, regen droogte en storm, het maakt korstmossen niets uit. Korstmossen halen hun bouwstoffen uit water en lucht. Waar de lucht echter vervuild is gaat het met de korstmossen achteruit. Korstmossen zijn erg gevoelig voor de luchtkwaliteit. Is de lucht vervuild met zwaveldioxine of ammoniak dan groeien korstmossen minder of ze verdwijnen. Korstmossen zijn dus levende milieu- indicatoren. Een aantal korstmossen die al verdwenen waren, met name de baardmossen, zijn ook al weer waargenomen. Een verbeterde luchtkwaliteit kan hier aan ten grondslag liggen. Veel fabrieken hebben vanaf 1980 wettelijk verplichte filters in hun schoorstenen gebouwd om de zwavel eruit te halen. Ammoniak, wat vrijkomt bij bovengronds de akkers bemesten, mag niet meer. De mest moet geïnjecteerd worden en zo wordt de ammoniak uitstoot flink verlaagd.