Hennep botanisch bekeken
Botanici hebben het lang niet eens kunnen worden over de indeling van het plantengeslacht Cannabis. Vroegere onderzoekers deelden de plant in bij de Brandnetelfamilie, later werd hij in de Moerbeifamilie geplaatst en tegenwoordig hebben de botanici er een aparte familie van gemaakt. Zo zitten de 2 geslachten Cannabis (Hennep) en Humulus (Hop) samen knusjes bij mekaar in hun kleine familie.
Ook de indeling van het geslacht zelf is niet duidelijk. Is het één soort met verschillende variaties of zijn er duidelijke verschillen om er aparte soorten van te maken? Er bestaan nu sterke aanwijzingen dat men drie soorten moet onderscheiden: C. indica, C. sativa en C. ruderalia. Deze soorten verschillen in groeiplaats, eigenschappen van de vruchtjes, en vooral de structuur van de houtachtige delen. Hoewel alle drie de soorten cannabinolen bevatten, zijn er chemisch mogelijke verschillen, al zijn daar zijn nog niet genoeg wetenschappelijke bewijzen voor.
Hennepfamilie
Cannabinacaea zijn dus een kleine familie. De Cannabis of Hennep is een éénjarige rechtopstaand robuuste plant. De vezelvariëteiten kunnen meer dan 2 meter hoog worden, de drugsvariëteiten blijven doorgaans lager. De bladen hebben steunbladen en zijn handvormig samengesteld met 3 tot 7 (soms 9) blaadjes met grofgezaagde rand. In het onderste deel van de plant staan de bladen in paren tegenover elkaar, naar boven toe staan ze verspreid. De planten zijn tweehuizig, de meeldraadbloemen en de stamperbloemen bevinden zich dus op verschillende planten. Er bestaan echter wel enkele eenhuizige rassen. De bloemen staan in bloeiwijzen aan de einde van de stengels, de individuele bloemen zijn klein en onaanzienlijk. Het bovenstandig vruchtbeginsel groeit uit tot een dopvruchtje dat bij wilde vormen omgeven wordt door het schutblad en het papierachtige bloemdek.
Bij gedomesticeerde vormen, groeit het kleine bloemdek niet of nauwelijks mee met de rijpende vrucht. De bovenste bladen en de schutbladen in de bloeiwijzen zijn bezet met veelcellige klierharen met een klierknopje. Dat type klierharen is bijvoorbeeld ook bij de aan Hennep verwante Hop (Humulus lupulus) aanwezig. De inhoud van het klierknopje is een harsachtige substantie die de plant de karakteristieke geur geeft. Die hars is een mengsel van een groot aantal vluchtige oliën en andere verbindingen. Sommige daarvan, de cannabinoïden, zijn kenmerkend voor de Cannabis-hars. Vooral 9-d-tetrahydrocannabinol (afgekort THC) is bijzonder werkzaam. Door selectie en hybridisatie zijn er opmerkelijke variaties ontstaan in afmetingen en in concentraties van de actieve componenten.
Doordat hennep voor verschillende doeleinden werd en word gebruikt, zijn er ook verschillende typen planten ontstaan afhankelijk van het gebruik. Voor de taxonomen was het een hele klus om deze soorten te ordenen. In het geval van Hennep heeft het harsrijke type al vroeg de status van aparte soort gekregen onder de naam Cannabis indica, terwijl de vezelhennep onder de naam Cannabis sativa is blijven bestaan. Op grond van degelijk onderzoek geeft men nu echter de voorkeur aan twee ondersoorten: subsp. sativa voor de leverancier van vezels en olie en subsp. indica voor de drugplant.
Cannabis in apothekersboek
In de oude Belgische pharmacopee IV uit 1941 werden er ook al rassen of cultivars beschreven:
Het kruid van Cannabis sativa var. indica Lamarck, de bloeiende en vruchtdragende, van hun hars niet ontdane toppen der vrouwelijke planten. Het is een plant waarvan twee zaadvaste rassen bekend zijn. Een eerste cultuurras, dat in de noordelijke landen wordt gekweekt ter wille van de taaie vezels en de olierijke zaden, is een niet-narcotische variëteit zonder hars. Vroeger werd deze hennepsoort in onze streken veel meer verbouwd dan nu. Een tweede cultuurras wordt hoofdzakelijk gekweekt in Britsch-Indië (ten noorden van Calcutta en bij Bombay) ter wille van een vooral in de vrouwelijke inflorescenties voortgebrachte balsem, waaruit een verdovingsmiddel wordt bereid. De eerste variëteit, indien gekweekt in Brits-Indië, levert geen balsem ; terwijl de Indische-hennep in onze streken verbouwd met al haar eigenschappen kweekbaar is.
Handelssoorten volgens Pharmacognostisch commentaar
« Charas » of « Churrus » is de hars, vermengd met nog geringe hoeveelheden hennepweefsel en zand, die men verkrijgt door de planten op lakens of wollen doeken te slaan waaraan de hars blijft kleven en daarna met een mes afgeschrapt en tot platen, staafjes of kegelvormige koeken gekneed wordt. Dit is de meest waardevolle soort.
De tweede beste soort wordt genoemd Ganja, Gunjah of Ganjika en bestaat uit zeer harsrijke, samenklevende vrouwelijke bloeitoppen met weinig vruchten, stengels en bladeren.
Een derde kwaliteit, die gewoonlijk als apotheekwaar in den handel komt, wordt genoemd « Guaza ». Zij wordt verkregen door minder zorgvuldig geplukte vrouwelijke inflorescenties na het verflensen met de blote voeten te kneden, waardoor zij platgedrukt en door de hars samenklevend worden ; vervolgens worden zij gedroogd. Zij bevatten behalve de vrouwelijke bloeiwijzen ook bladeren, hoofdzakelijk enkelvoudige, stengels en vruchtjes. Deze kwaliteit is minder geurig dan de voorgaande. Ook de bladeren worden afzonderlijk onder de benaming « Bheng » in den handel gebracht.
Cultivars van Cannabis
Bij de toepassing als medicijn en drug gaat het voornamelijk om de stof THC uit de klieren op bladeren, schutbladen en vooral vrouwelijke bloeiwijzen. De hoeveelheid gevormde THC is op de eerste plaats genetisch bepaald, maar wordt ook beïnvloed door omgevingsfactoren zoals temperatuur en licht. Ondertussen zijn er geweldig veel soorten geselecteerd zowel voor medicinale, euforiserende als voor industriële vezeldoeleinden. De rassen die als drug verbouwt en verhandelt worden luisteren naar namen zoals Skunk, Super Skunk, White Widow, K2, Fruity Thai, Lavender, Northern Lights, Shiva Shanti, Bubblegum, Super Silver Haze, Purple Haze en Moonlight, de onbevruchte vrouwelijke bloeiwijzen, sensemilla, hebben dikwijls een THC gehalte tot 20%. Volgens de Europese norm mogen hennepplanten 0.2% THC bevatten. Gehaltes in variëteiten die speciaal voor de productie van THC worden gekweekt, liggen dus100 keer hoger. Ook de vezelhenneprassen zijn bekend en gestandardiseerd, ze mogen weinig of geen THC (onder 0,2%) bevatten. Rassen zijn Beniko, Bialobrzeskie, Cannakomp, Carmagnola en nog vele anderen.
De enkele botanische soorten van Cannabis zijn terug het troetelkind geworden van landbouwers, veredelaars en anderen, daardoor is het hennepheir uitgegroeid tot enkele honderden rassen, die op tientallen manieren geconsumeerd worden. Wat zou Cannabis daar zelf van vinden?