De nier + nierfalen bij honden en katten
Een veelvoorkomende ziekte bij oudere honden en katten is nierfalen. Wat de oorzaak hiervan is valt meestal niet te achterhalen. Omdat nieren een enorme reservecapaciteit hebben ontstaan de klachten pas nadat 80% van de nierfunctie al verloren is.
Algemeen
Net zoals mensen hebben honden en katten twee nieren. Eén links en één rechts. Nieren zijn boonvormige organen die aan weerskanten van het lichaam tegen de wervelkolom aanliggen. De linker nier kan men voelen net achter de ribboog, terwijl de rechter nier iets meer naar voor ligt. Bij de hond is deze rechter nier niet voelbaar, bij de kat wel. Boven elke nier ligt er een bijnier. Deze zijn opgebouwd uit bijnierschors en bijniermerg (dat adrenaline produceert).
Taken van de nier
- Filteren van afvalstoffen uit het bloed: Het gaat dan voornamelijk over afvalstoffen van de eiwitstofwisseling, zoals creatinine en ureum. Ook verwijderen de nieren ongewenste stoffen uit voedsel en uit toegediende geneesmiddelen. Indien de nier deze taak niet goed genoeg uitvoert dan blijven er teveel afvalstoffen in het lichaam achter en ontstaat er een soort vergiftiging.
- Het bewaken van de juiste samenstelling van lichaamsvloeistof: De nier zorgt ervoor dat er een juist gehalte aan kalium, natrium, ureum en pH in het bloed zit, en berekent daarbovenop hoeveel vocht het lichaam nodig heeft. Aan de hand daarvan produceren de nieren vervolgens veel of weinig urine.
- Het aanmaken van hormonen:
- Renine: zorgt ervoor dat de nieren in staat zijn om de bloeddruk te regelen door de zoutconcentratie in het bloed constant te houden.
- Epo (Erytropoëtine): wordt aangemaakt door de nier en houdt de hoeveelheid rode bloedlichaampjes op peil.
- Vitamine D: wordt door de nier in de actieve vorm omgezet. (Nierfalen levert een tekort op van vitamine D waardoor botontkalking ontstaat.)
De nier zelf staat onder invloed van twee hormonen, namelijk het antiiuretisch hormoon (= opgebouwd uit aminozuren) en het parathormoon (= opgebouwd uit aminozuren en wordt geproduceerd door de bijschildklieren). Zij zorgen voor de regulatie van de calcium- en fosforspiegel van de nier.
Bouw van de nier
- De buitenkant wordt gevormd door nierschors.
- De binnenkant is het merggedeelte.
- De nieren bevatten ongeveer honderdduizend uiterst kleine filtertjes (= nefronen), waarin de urine wordt geproduceerd.
- Een nefron bestaat uit een vaatkluwen waar slagaderlijk bloed doorheen stroomt.
- Omheen dit vaatkluwen zit het kapsel van Bowman (= bekervormig membraan).
- Het kapsel van Bowman gaat over in de lus van Henle, wat een langgerekte afvoerbuis is.
- De afvoerbuisjes monden uit in het nierbekken.
- Vanuit het nierbekken loopt de urineleider (= urethra) naar de blaas.
Urine
De basis van de urine wordt de primaire urine of voorurine genoemd. Deze wordt gevormd doordat de bloeddruk, vanuit het bloed door de wand van het vaatkluwen, vocht in het kapsel van Bowman perst, daarna in de lus van Henle en vervolgens in het afvoerbuisje.
Bij een middelgrote tot grote hond wordt er wel 190 liter voorurine per dag geproduceerd. Deze enorme hoeveelheid moet vervolgens verder geconcentreerd worden tot de hoeveelheid urine die uitgeplast wordt.
Door de nier worden uit de voorurine stoffen gehaald die het lichaam nodig heeft. Deze stoffen worden vervolgens afgegeven aan de bloedvaatjes rondom de lus van Henle en op deze manier wordt de voorurine steeds verder geconcentreerd tot blaasurine. De voorurine wordt bijna 200 keer geconcentreerd, zodat er uiteindelijk zo’n 1 à 2 liter urine per dag overblijft. De verbinding tussen de nieren en de blaas wordt gevormd door de ureter. De overgang van ureter in de blaas is zo gemaakt dat er geen urine kan terugstromen in de nier. De urinebuis (= plasbuis of urethra) is een lange gespierde cilindrische holte die de blaas verbindt met de buitenkant van het lichaam. Zowel bij de reu als bij de teef dient de urinebuis om de urine uit het lichaam te verwijderen. De blaasfunctie wordt geregeld door twee zenuwbanen die vanuit het ruggenmerg komen. Deze zenuwbanen zorgen ervoor dat de blaas prikkels krijgt, waardoor de blaaslediging verhindert of geactiveerd wordt. De blaas van een kat kan ongeveer 60 ml urine bevatten. De grootte van de blaas van een hond is afhankelijk van het ras, maar kan oplopen van 60 ml tot 1000 ml.
Nierfalen
Acuut nierfalen
Symptomen van acuut nierfalen zijn: meer plassen en drinken, een slechte adem, plots beginnen braken, een slechte eetlust, meer slapen en uitdroging (vb: de neus kan droger zijn en de huid valt niet snel weer terug als u een plooi trekt). Aan de hand van een bloedonderzoek kan de diagnose bevestigd worden.
Afhankelijk van de oorzaak kan acuut nierfalen genezen worden. Meestal wordt dit probleem opgelost door het dier een infuus te geven.
Chronisch nierfalen
Als meer dan 2/3de van de nieren niet meer functioneert dan spreekt men van chronisch nierfalen. Meestal is de achteruitgang van de nierfunctie dan al maanden of zelfs al jaren aan de gang. De symptomen kunnen o.a. zijn: sloomheid, minder eten, vermageren, braken, veel drinken en plassen, een minder glanzende vacht... Op basis van een bloedonderzoek kan men het ureum- (= maat voor de hoeveelheid afvalstoffen) en creatinine- (= nierbeschadiging) gehalte in het bloed meten.
Ook via een urinetest kan men al in een vroeg stadium het nierfalen ontdekken.
Wat kan men eraan doen? Bij een hoog ureumgehalte kan men de nieren spoelen door het dier een infuus te geven. Ook aangepaste voeding of medicatie kunnen ervoor zorgen dat de nieren minder belast worden en achteruitgang tegen wordt gehouden. Chronisch nierfalen kan men niet genezen, maar met de juiste behandeling kan het dier nog wel een normaal leven leiden.
Wat zijn de symptomen bij chronisch nierfalen?
- Vermagering. (Doordat de nieren zoveel eiwitten doorlaten dat het dier zijn eigen lichaamseiwitten gaat gebruiken om aan energie te komen).
- Pu/Pd. (Veel drinken en veel plassen)
- Soms braken of diarree.
Het dier maakt soms geen zieke indruk. Om de diagnose te stellen wordt meestal eerst een urine onderzoek gedaan, en bij verdenking van een nierafwijking (verhoging van het ureum/creatinine gehalte) wordt daarna bloed afgenomen om de exacte diagnose te kunnen stellen.