De duinen in Nederland
Aan het ontstaan van de Nederlandse duinen is een groot aantal processen vooraf gegaan. De duinen zoals wij die nu kennen hebben een zeer lange geschiedenis die bestaat uit verschillende processen. Onder andere klimaatveranderingen hebben een grote invloed gehad op de vorming van onze duinen.
Geschiedenis van de duinen
Als we ver terug gaan in de tijd dan komen we in een tijd dat er nog helemaal geen duinen waren. Voor het ontstaan van de huidige duinen moeten we zo’n 70.000 jaar terug in de tijd, het was de jongste ijstijd die in die periode snel aan het aftakelen was door temperatuurstijgingen. Het hele gebied van de Noordzeebekken, de Noordzee zelf en kustgebieden van Engeland, Vlaanderen, Nederland en Denemarken, stond in die tijd nog droog. Enorme hoeveelheden water lagen toen opgeslagen in gigantische poolkappen, die tot Noord-Duitsland en Midden-Engeland reikten. In deze gebieden heerste het barre klimaat van de toendra. Er was geen boom te bekennen, er groeiden slechts mossen en laaggroeiende planten. Een groot deel van de grond bestond uit permafrost, in de zomer ontdooide slechts de bovenlaag. Door een snelle temperatuurstijging veranderde dat snel. De ijskappen smolten en het water drong de laaggelegen Noordzeevlakte binnen. Dankzij het warmere klimaat konden de eerste berken en dennen zich vestigen in de kale vlaktes, later volgden er eiken en iepen en nog later beuken.
Binnen 2000 jaar tijd steeg de zeespiegel met 30 meter (tot ongeveer -20 beneden NAP) en bereikte het water vervolgens de omgeving van de huidige kuststreek. Aan de snelle zeespiegelstijging kwam een eind doordat een verdere temperatuurstijging uitbleef en het smelten van de ijskappen ophield. Er ontstond een vage kustlijn die ongeveer tien kilometer meer naar het oosten lag dan de huidige kustlijn. Op de grens van land en zee ontstond een waddenlandschap. Aan de zeekant vormden wind, zand en stromingen zandwallen. Meer landinwaarts vormden zich veen- en moerasgebieden door rivier- en regenwater. Uit het oosten kwamen de grote rivieren die grote hoeveelheden gletsjerwater afvoerden, diepe geulen groeven en zandbanken vormden. Bij een overstroming zetten deze rivieren grote hoeveelheden klei af.
In de volgende periode, 3500 tot 1000 v. Chr., vormde zich voor de Nederlandse kust een ‘strandwallenlandschap’. Zeestromingen langs de kust voerden vanuit het zuiden kalkrijk zand aan, dat bij westenwinden door de golfslag tot zand- en strandbanken werd opgeworpen. Zo ontstonden van zuidwest naar noordoost langs de kustlijn lopende strandwallen. Naarmate ze breder en hoger werden, was er minder kans op zeedoorbraken. Erachter ontstonden kwelders die zich onder invloed van zoet water tot veen ontwikkelden. Aan de zeekant groeiden in perioden met relatief lage zeewaterstand brede zandvlaktes aan, die later door nieuwe strandwallen de zee buiten hielden. Zo verplaatste de kustlijn zich steeds meer naar het westen, uiteindelijk lag de kustlijn drie kilometer meer westelijk dan de huidige kustlijn. Op de strandwallen vormden zich lage duinen die ervoor zorgden dat de zee het achterland niet meer kon bereiken. Later is door erosie de kustlijn toch weer wat teruggedrongen.
Jonge duinen
Het strandwallenlandschap werd aan de noordkant, ongeveer ter hoogte van het huidige Noordzeekanaal, onderbroken door een brede waterstroom, het Oer-IJ. Het Oer-IJ boog naar het noorden en mondde in het Zeegat van Bergen uit. Het Oer-IJ stond in open verbinding met een brede binnenzee, het Flevomeer. Veel later, in de Romeinse tijd, slibde het Zeegat van Bergen dicht en kwam het niet verder dan waar nu Beverwijk te vinden is. Daar ontstond een meer, later het Wijkermeer genoemd wat overigens geen meer meer is.
Aan de vorming van het strandwallenlandschap kwam enkele eeuwen voor Christus een einde. Ze werden nog wel wat opgehoogd door opwaaiend zand maar hoger dan 10 meter werden ze niet meer. Daarin verschillen deze oude duinen opmerkelijk van de zogenaamde jonge duinen, het huidige duinlandschap. Nog geen duizend jaar geleden deden zich langs onze kust opnieuw grote veranderingen voor. Waarschijnlijk doordat de overheersende windrichting van richting was veranderd en doordat de zeespiegel wat steeg, trad een proces van kustafslag in werking. In die periode lag de kust nog een flink stuk verder in zee dan nu, maar daar werd in enkele eeuwen een einde aan gemaakt. Ten westen van waar nu Haarlem ligt sloeg de zee zeker twee tot drie kilometer kust weg. De weersomstandigheden verslechterden in die tijd en stormen bliezen het zand landinwaarts. Het woei, in de vorm van zogenaamde ‘loopduinen’, vanaf het strand in oostelijke richting over een reeks strandwallen en strandvlaktes en bereikte aan de oostkant grote hoogtes. Hierdoor ontstonden aan de binnenduinrand, de verste plek tot waar de jonge duin kwam, zandbergen van 30 tot 40 meter hoog. Eeuwenlang bleef het zand in deze nieuwe jonge duinen in beweging.
Dankzij deze ontstaansgeschiedenis van de duinen heeft zich een zeer afwisselend landschap gevormd van brede jonge duinen in het westen, overgaand in strandwallenlandschap en verder naar het oosten toe in poldergebieden. Dit allemaal over een afstand van nog geen vijftien kilometer! Aan die ontstaansgeschiedenis is een rijke variatie aan grondsoorten te danken en vele verschillen in de waterhuishouding van de bodem. Op hun beurt hebben al deze factoren samen met klimaatomstandigheden, het natuurlijke milieu en de verscheidenheid van flora en fauna in dit gebied bepaald. Daarom zijn de duinen ook een goed voorbeeld van successie.
© 2011 - 2024 Vidan, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Overleven in een winterslaapSommige dieren overleven de koude wintermaanden door zo diep te slapen dat ze wel dood lijken. Dit noemt men 'echte wint…
Wat leeft er in de EvergladesDe Everglades is een reusachtig subtropisch moeras in het zuiden van Florida waar het wemelt van de wilde dieren. Dit is…