Studieobject: Chimpansee
Met fossielen kun je heel goed het verloop van de evolutie bewijzen. Maar als je wilt aantonen hoe of waarom een ontwikkeling zich in gang zet, voortzet of juist pas op de plaats maakt, kun je fossielen minder goed gebruiken. Al vele jaren lang is dat voor deskundigen een bron van teleurstelling geweest (en is het nog steeds). Voor sommigen is de teleurstelling zo sterk dat ze elders naar antwoorden zijn gaan zoeken.
De tand van een Australopithecus
Het was voor Robert een adembenemende ervaring om de tand van een Australopithecus in zijn hand te houden. "Kijk", merkte zijn vier jaar oudere broer John op, "Dat, Rob, is iets wat in de baarmoeder van een vrouwelijke voorouder begonnen is. En dat ongeveer 3 miljoen jaar geleden". "Heeft deze oeroude tand nu het zelfde groeipatroon als onze moderne menselijke tanden? Ik bedoel...is het iets dat vorm kreeg en verhardde in de mond van een Australopithecus-zuigeling?" vroeg Robert. "O ja", antwoorde John schoolmeesterachtig, "Voor de baby-Australopithecus was het vast en zeker net zo vervelend toen die tand door het tandvlees kwam als bij de mensenbaby's. Het veroorzaakte pijn en werd na het door het tandvlees komen gebruikt om mee te kauwen. De 'melktanden' in de jonge jaren van die Australopithecus, tanden dus die uiteindelijk ook plaats moesten maken voor blijvende tanden".
De bezitter van de Australopithecus tand
'Zo moet het gebeurd zijn', mijmerde Robert. 'Het bewijs ligt hier in de palm van mijn hand. Het is hard, blijvend bewijs: bruin gevlekt door de tijd, versleten door jaren van malen'. Roberts gedachten namen de vrije loop en hij trachtte een glimp op te vangen van de persoonlijkheid van de bezitter van die tand. Hoe leefde de eigenaar? Hoe stierf hij? Hoe werd hij door zijn tijdgenoten gezien? En was zijn leven (volgens de normen van de Australopithecinae) een succes of een mislukking? De tand in zijn hand staarde terug. Hij zei niets.
De Chimpansee als studieobject
"Wat zouden we veel te weten komen, als een fossiele tand vertellen kon" , verzuchtte Robert. "Helaas", beaamde John, "dat kan zo'n tand niet. Het is ook de reden dat wetenschappers het antwoord heel vaak zoeken door het bestuderen van de naaste levende verwanten van de mens onder de primaten. In het bijzonder de allernaaste daarvan, namelijk de chimpansee". Na een korte stilte hervatte John: "Wist je dat wetenschappers van mening zijn dat de chimpansee de minst gespecialiseerde is van de mensapen?" "Hoe dat zo, ik snap het niet", merkte Robert op . "Dat wil zeggen", verduidelijkte John, "dat de chimpansee degene is die waarschijnlijk het meest lijkt op de voorouders, waar alle andere mensapen (en de mens) van afstammen. Met andere woorden, als we ver genoeg teruggaan langs de hominide lijn kan de voorouder die we uiteindelijk tegenkomen heel goed lijken op de moderne chimpansee".
De kenmerken in de chimpansee
"Maar..." vroeg Robert zich hardop af, "waar letten die geleerden dan op, waar kijken ze naar bij die mensapen of bij die chimpansees?" Het amuseerde John dat zijn broertje Robert zo geïnteresseerd was. "Ze letten er niet alleen op of ze sporen van de mens zelf (die bij een chimpansee aanwezig gebleven zijn) kunnen vinden, maar ook of ze een vaag, vertekend beeld kunnen krijgen van hoe de mens enkele miljoenen jaren geleden geweest zou kunnen zijn. En - wat van evengroot belang is -
ze kijken of ze enkele manieren kunnen onderscheiden waarop de mens ánders begon te worden".
Bestudering van primaten
"De gedachten om primaten te bestuderen om iets te weten te komen over onszelf is niet nieuw", vertelde John terwijl hij op een hoge kruk ging zitten. "Al in de twintiger jaren van de vorige eeuw observeerde Robert Yerkes tamme chimpansees in de Verenigde Staten en bekeek Solly Zuckerman mantelbavianen in de Londense dierentuin. Beide geleerden leverden belangrijke bijdragen op het gebied van de primatologie. Maar zij (en anderen) kwamen geleidelijk tot de overtuiging dat ze de ingewikkelde verhoudingen in de samenleving van de primaten in het wild moesten bestuderen".
Eugene Marais
"Ja, maar er was toch een Nobelprijswinnaar die iets met bavianen had gedaan?" onderbrak Robert. "Nou ja, wat vrijwel niemand toen wist, was dat er al iemand begonnen was met de studie van primaten in het wild", hervatte John. "Een zekere Eugene Marais (een onbekende excentrieke Zuidafrikaanse dichter) bestudeerde reeds in 1905 het gedrag van bavianen. Maar Marais had onvoldoende middelen van bestaan en door ziekte raakte hij verslaafd aan verdovende middelen. Hoewel Eugene enkele belangrijke bijdragen leverde aan de kennis over de baviaan (en ook over termieten), werd zijn werk bijna algemeen genegeerd".
Maurice Maeterlinck
"Was die Eugene Huppeldepup de Nobelprijswinnaar? Nee toch?", wilde Robert weten. "Nee", antwoordde John. "Ironisch genoeg was een van de weinige mensen die het werk van Eugene Marais niet negeerde de Belgische Nobelprijswinnaar. Het was de schrijver Maurice Maeterlinck, die studieresultaten van Eugene Marais stal en als zijn eigen werk publiceerde."
De studie van de primaten
"Oke", vervolgde Robert. "Dus de Nobelprijswinnaar en schrijver Maurice Maeterlinck pleegde plagiaat en komt de eer dus eigenlijk toe aan Eugene Marais...". "Het georganiseerd wetenschappelijk veldonderzoek van de primaten", hervatte John zonder in te gaan op de opmerking van Robert, "begon in 1930 door full-time wetenschapsmensen. C.R. Carpenter deed toen pionierwerk met zijn studies van gibbons in Thailand en brulapen op Barro Colorado eiland in het gebied van het Panama-kanaal. Pas na WO II werd het idee goed uitgewerkt en zwierf een groot aantal jonge veldwerkers (van wie velen internationale faam zouden verwerven) uit over de wereld vanuit universiteiten en musea van een dozijn landen. Zij bestudeerden gibbons en orang-oetangs in Zuidoost-Azië, langoeren in India en gorilla's, chimpansees, bavianen en vele woudapen in Afrika. In Centraal- en Zuid-Amerika werd onderzoek verricht bij de apen van de Nieuwe Wereld". "Ha, fluitje van een cent", riep Robert terwijl hij opstond en zich uitrekte. "Helemaal niet", weersprak John. "Het bleek veel moeilijker om primaten te bestuderen dan iemand ooit had kunnen denken. Veel van die wilde dieren, zoals de berggorilla, leven in ontoegankelijke plaatsen. Vele leven in de toppen van de bomen van het oerwoud, waar zij bijna onzichtbaar zijn. Andere, zoals de Orang-oetan, zijn bijzonder zeldzaam. De meeste zijn schuw".
Ringstaartmaki
"Goed hoor, professor!" knikte Robert. "Ik weet toevallig dat de voorvader van alle primaten een soort ringstaartmaki was.
Dat dier met zijn kleine hersenen en zijn zijwaarts ingestelde ogen (dat ook nu nog leeft) herinnert ons aan de voorvader van alle primaten. Dat vertelde mijnheer Ramakers, onze biologieleraar en.." ,Robert onderbrak zichzelf terwijl hij voor een ingelijste tekst stond. "De grootste gebeurtenissen geschieden zonder enig plan; het toeval maakt blunders weer goed...De belangrijke gebeurtenissen van de wereld worden niet met opzet veroorzaakt: zij gebeuren", las hij hardop voor en eindigde "Een citaat van C. Lichtenberg".
© 2010 - 2024 Emfkruyssen, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Schuilstal, stal paardenweideHet inrichten van de paardenweide is iets wat veel aandacht vraagt. Een goede inrichting kan jaren mee gaan en is ook vo…