De Gloriosa als kamerplant of als snijbloem

- De Gloriosa (superba) of klimlelie
- Het uiterlijk van de Gloriosa
- Soorten
- Omgaan met de Gloriosa als kamerplant
- Vermeerderen
- Giftig
De Gloriosa (superba) of klimlelie
De klimlelie (Gloriosa superba ‘Rothschildiana’) of prachtlelie is een plant met klimmende ranken en prachtige bloemen. De Gloriosa hoort bij de orde van Liliacea (lelieachtigen) en is familie van de Colchicaceae (herfsttijloosfamilie). Van nature komt deze prachtige plant voor in de natuur van de tropen. De klimlelie groeit van nature in gebieden met weinig tot geen neerslag in bepaalde perioden: in de tropen van heel Afrika en Azië. Door toedoen van de Europeanen nu ook in de hele tropengordel (het Amerikaanse deel). Tijdens de droogte sterft het bovengrondse groen af waarbij in de natte periode de ondergrondse knollen weer gaan uitlopen. Het botanische buitenbeentje wordt de Gloriosa daarom ook wel genoemd. Een knol welke zich ontpopt tot een klimmer met ranken tot wel meer dan twee meter hoog. De ranken klimmen omhoog door kleine krulletjes aan de punt van de bladeren. Waarschijnlijk zijn de planten rond 1900 door Engelse ontdekkingsreizigers ook Europa en andere continenten binnen gekomen.
Het uiterlijk van de Gloriosa
De prachtige bloemen die op een steeltje van 12 tot 15 centimeter staan, zijn niet te missen. Ze springen als het ware uit de plant. De bloem bestaat uit zes bloembladeren met een diepe heldere rode kleur. De diepe rode kleur wordt verkregen door het zonlicht en hoe meer zonlicht, hoe intenser de kleur. De rode kleur wordt aan de naar binnen gegolfde randen van de bloembladeren geaccentueerd door een fijn geel randje.De meeldraden
De zes meeldraden zijn 2,5 tot 5 centimeter lang. Bij het openen van de bloem hangen de groene meeldraden naar beneden om zich vervolgens langzaam voluit te spreiden en van groene meeldraden naar roze meeldraden te kleuren met aan de basis een gele kleur. Aan het eind van elke meeldraad bevindt zich een helmhokje. Een vrij fors, groen en driedelig vruchtbeginsel in de ‘roos’ van de bloembladeren, klapt bij rijpheid driekleppig open en geeft felrode zaden.
Het blad
De smalle, ovaalachtige, donkergroene en glanzende bladeren eindigen in een krulletje om te kunnen klimmen (tendrilachtige verlenging van het blad). De ‘zittende’, groene bladeren zijn afwisselend geplaatst of in kransen van drie stuks. Een ‘zittend’ blad heeft geen bladsteel en lijkt zo uit de stengel te komen. De kruidachtige vrij slappe stengels van de Gloriosa superba ‘Rothschildiana’ kunnen erg lang worden.

Soorten
Soorten die van nature voorkomen in landen waar een tropisch of sub-tropisch klimaat heerst zijn onder andere:- Gloriosa lindenii. Een plant die voorkomt in de heuvels van centraal Zambia;
- Gloriosa modesta. Een inheemse plant in Zuid-Afrika. Het is een zomer groeiende klimmer, tot ongeveer 1 meter.
In Nederland wordt de Gloriosa aangeboden op de bloemenveiling en vermeerderd door kwekers die gespecialiseerd zijn niche producten (producten voor een specifieke doelgroep). In dit geval het vermeerderen en kweken van de Golriosa. Te koop in Nederland zijn de soorten:
- Gloriosa superba 'Rothschildiana' is de bekendste in Nederland te koop;
- Gloriosa superba ‘Simplex’ heeft een kleinere bloem, terwijl de kleur van de kroonbladen meer dieporanje is getint;
- Gloriosa lutea is geel van kleur.
Omgaan met de Gloriosa als kamerplant
Een Gloriosa gekregen of gekocht? Geef de plant een plekje in de morgenzon. De Gloriosa stelt geen eisen aan de luchtvochtigheid maar wel aan de temperatuur. De minimum temperatuur ligt op 16 graden. Wanneer de plant buiten staat is bij een lagere temperatuur de kans op bladluis aanwezig. Geef tijdens het groeiseizoen wekelijks een beetje mest met het gietwater. Omdat de Gloriosa een knolgewas is heeft de plant een hekel aan water wat te lang blijft staan. De knol zal verrotten.Overwinteren
Halverwege de herfst beginnen met verminderd water te geven totdat de plant boven de grond afsterft. Na het afsterven van het bovengrondse groen moeten de knollen droog bewaard worden in de pot, bij een temperatuur van 12 tot 18 graden. De knol moet volledig opdrogen en kan na vijf weken gerooid worden. Plant het volgend voorjaar (april) de knollen in een diepe pot op drie centimeter diepte, met het groeipunt naar boven.
