Geslachtsontwikkeling
Vrijwel iedereen kent wel het verschil tussen het lichaam van de man en de vrouw. Dat deze geslachtskenmerken eens gevormd moesten worden, klinkt voor iedereen wel logisch. Maar wat de meesten niet weten is dat de genitaliën van de man en de vrouw vanuit dezelfde basis voortkomen. Je staat nog versteld als je weet hoe erg de mannelijke en de vrouwelijke geslachtsdelen overeenkomen!
Al bij de bevruchting staat vast met welk geslacht iemand het leven in zal gaan. Deze wordt bepaald door het geslachtschromosomen in de zaadcel. Deze zetten namelijk het lichaam aan tot het produceren van hormonen, waardoor ook de bepaalde geslachtskenmerken worden gevormd.
Geslachtschromosomen
Al onze eigenschappen worden bepaald in de chromosomen. Een chromosoom is een celonderdeel waarin ons DNA zich bevind. Elke cel bevat 46 chromosomen. Een chromosoom gaat altijd gepaard met een tweede, hierdoor bestaat een cel dus uit 23 chromosoomparen. Van de 23 chromosoomparen is er maar 1 paar geslachtschromosomen. De overige chromosomen worden ook wel ‘autosomen’ genoemd.
Er bestaan twee soorten geslachtschromosomen: X-chromosomen en Y-chromosomen. Een vrouw heeft altijd twee X-chromosomen. Dit wordt ook wel aangegeven als XX. Een man heeft 1 X-chromosoom en 1 Y-chromosoom: XY. Het Y-chromosoom wordt dan ook wel het ‘mannelijke chromosoom’ genoemd.
Zaadcellen en eicellen bevatten maar 23 enkele chromosomen en dus maar 1 geslachtschromosoom. De eicellen van de vrouw kunnen dan X of X zijn en is dus altijd vrouwelijk. De zaadcellen van de man kunnen zowel vrouwelijk als mannelijk zijn: X of Y. Welk geslacht het kindje krijgt hangt dus af van de chromosoom die een zaadcel bevat.
De twee soorten geslachtschromosomen hebben verschillende eigenschappen. Op basis van deze eigenschappen kun je het
geslacht van een toekomstig kindje beïnvloeden.
De ontwikkeling van het geslacht
Men telt de zwangerschap al vanaf de het moment dat je voor het laatst ongesteld werd. In de eerste 2 weken gebeurt er betreft het kindje dus niets. Dit zijn de twee weken waarin een eicel zich rijpt. Na ongeveer 14 dagen is deze gereed en vindt de eisprong plaats. Een van deze dagen zal dus ook de bevruchting plaats vinden, waarna het ontwikkelen van de embryo begint.
Al na 6 weken (de 7e week) begint het lichaam van de embryo met het ontwikkelen van het geslacht. Er is dus nog niets te zien. Na 7 weken (de 8e week) worden in de buikholte de teelballen of eierstokkengevormd. Na 9 weken (de 10e week) begint de vorming van het uitwendige geslachtsdeel. Tussen de beentjes van het embryo vormt zich een knobbeltje. Dit knobbeltje zal bij een jongetje uitgroeien tot een penis en bij een meisje tot de clitoris. Ook worden er twee langwerpige verdikkingen gevormd aan weerszijde van het knobbeltje. Bij jongetjes zullen deze samengroeien tot de balzak en bij meisjes vormen deze haar schaamlippen. Tussen de twee verdikkingen zal bij een meisje een opening ontstaan voor haar vagina.
Gelijkenis tussen de geslachten
Doordat de beide geslachten vanuit dezelfde basis voort komen, hebben ze veel gelijkenissen.
De clitoris en de eikel
Zoals uitgelegd komen de clitoris en de penis met elkaar over een. Nog beter is het om de clitoris te vergelijken met de eikel. De eikel van de man is namelijk het topje van een grote zwellichaam die door zijn schacht loopt. Ook bij de vrouw is de clitoris het topje van een zwellichaam. Bij de vrouw loopt diezelfde zwellichaam terug het lichaam in langs beide buitenste schaamlippen. Ook de andere twee zwellichamen komen overeen. Bij beide seksen zwellen deze zwellichamen op wanneer er sprake is van seksuele opwinding. Zowel de man als de vrouw krijgt hierbij een erectie waardoor zowel de penis als de clitoris opzet.
De voorhuid
Zowel de penis als de clitoris heeft een voorhuid.
De balzak en de schaamlippen
Zoals hierboven beschreven komen de balzak en de schaamlippen vanuit dezelfde basis. Alleen bij de man groeien die ‘lippen’ tot 1 geheel en vormt dit zijn balzak.
Erectie
Beide geslachten kunnen een ‘erectie’ krijgen. Een erectie ontstaat doordat de zwellichamen in de geslachtsdelen opzwellen. Bij de man zwelt de penis op waardoor deze langer,dikker en harder wordt. Bij de vrouw wordt de schede langer en de clitoris zwelt op (zoals eerder beschreven). Omdat de zwellichamen van de vrouw niet waterdicht zijn, zoals bij de man, laat de schede vocht door, waardoor deze extra vochtig wordt en penetratie vergemakkelijkt.
De Cowperse klieren en de klieren van Bartholini
De Cowperse klieren zijn twee klieren die het voorvocht produceren van de man. Het voorvocht komt voor het orgasme door de urineleider naar buiten om deze te zuiveren. Het zuur van het urine schaadt namelijk de zaadcellen. Bij de vrouw produceren de twee klieren van bartholini het vocht bij opwinding. Deze twee klieren komen uit aan de binnenzijde van de twee kleine schaamlippen en zorgt er voor dat de penetratie gemakkelijker zal verlopen.
De klieren van Skene en de prostaat – ejaculatie
De klieren van Skene (of para-urethrale klieren) worden ook wel eens het vrouwelijke prostaat genoemd. Deze klieren bevinden zich rond de uitgang van de urineleider en produceren een van de stoffen die het vaginale vocht vormen om penetratie te vergemakkelijken. Deze vocht wordt afgescheiden bij seksuele opwinding.
Tijdens de spiersamentrekkingen bij een orgasme kan er wat extra vocht uit worden gestoten. Normaal is dit maar een geringe hoeveelheid en valt dit dus niet op. Het kan ook voorkomen dat het er letterlijk uitspuit en dan spreken we over een vrouwelijke ejaculatie. Dit laatste komt maar bij slechts 10% van de vrouwen voor. Uiteraard bevinden er zich bij de vrouw geen zaadcellen in het ejaculatievocht, bij de man wel.
Anatomie van man en vrouw
Het mannelijk geslachtsorgaan
- urineblaas
- schaambeen
- penis
- zwellichaam
- eikel
- voorhuid
- urinebuis
- dikke darm
- endeldarm
- zaadblaas
- zaadleider
- prostaat
- Cowperse klier
- anus
- zaadleider
- bijbal
- teelbal
- scrotum
Het vrouwelijk geslachtsorgaan
- Eileider
- Blaas
- Schaambeen
- G-spot
- Clitoris
- Urinebuis
- Vagina
- Eierstok
- Dikke darm
- Baarmoeder
- Fornix uteri
- Baarmoederhals
- Endeldarm
- Anus