Latijn, de medische vaktaal: menselijk lichaam
Latijn wordt veel in de medische vaktaal gebruikt. Maar niet alles bestaat uit Latijn, ook het oude Grieks is veel verwerkt in medische benamingen. Vaak lijkt de medische taal heel moeilijk te begrijpen, maar wie Latijn en Grieks een beetje onder de knie heeft, kan heel goed begrijpen wat een arts zegt en bedoeld.
Latijnse benamingen worden veel in de medische vaktaal gebruikt. Het Latijn was vroeger dan ook de taal voor de geleerden, en dat is het nog steeds. Doordat deze taal door alle geleerden werd gebruikt, konden ze elkaar goed begrijpen, zelfs al spraken ze verschillende talen. Hoewel tegenwoordig veel in de eigen taal wordt aangeduid, blijft het Latijn toch bestaan in de medische wereld, maar ook in andere werelden zoals de indeling van de flora en fauna. Overigens komen er ook veel Latijnse of Griekse woorden in onze eigen taal voor: automobiel, thermometer, telefoon etc.
De vaktaal zoals die in de geneeskunde wordt gebruikt, bestaat grotendeels uit Latijn, maar ook uit het Grieks. Hoewel het er in de medische wereld erg geleerd uitziet, is het dit niet echt. Het is niks anders dan het leren van een vreemde taal, zoals je ook Engels of Frans op school leert. Alle onderdelen van het menselijke lichaam, maar ook Ziekten, worden aangeduid in medische vaktaal, oftewel Latijn/ Grieks. Wie deze twee talen goed onder de knie heeft, kan in principe alles begrijpen wat er in de medische wereld gezegd wordt.
De medische vaktaal is ook vrij simpel opgebouwd. Zo betekent
pathos, ziekte. In combinatie met een onderdeel van het lichaam, wordt het ook vaak aangeduid als
pathie.
Osteo-pathie betekent botziekte (osteo=bot, pathie=ziekte).
Logos betekent leer of studie.
Pathologie is dus ziekteleer.
Osteologie is de studie der beenderen.
Peri betekent rondom, peri-osteum is het beenvlies dat zich rondom het bot bevindt. Wie bovenstaande voorbeelden bekijkt zal zelf opmerken dat de medische vaktaal helemaal niet moeilijk te begrijpen is. De woorden zijn eenvoudige samenstellingen van meerdere kleine woordjes. In het Nederlands is het net zo makkelijk: een tafelpoot is een poot van een tafel. Een hangplant is een hangende plant.
Beenderen
Beenderen worden ook wel botten genoemd. De Latijnse naam is
os, wat staat voor bot. De tweede naam betreft de ligging van het bot, of de vorm ervan. De Latijnse naam kan wat betreft betekenis verschillen met de Nederlandse benaming. Zo heet bij ons het kuitbeen zo, omdat dit een beender is die in de kuit ligt. In het Latijn echter, heet het kuitbeen
fibula. Dit betekent: de vorm van een naald, omdat het kuitbeen deze vorm heeft. Sommige benamingen komen van heel ver, zoals het sleutelbeen. Dit doet ons totaal niet aan een sleutel denken, maar wel wanneer je terug kijkt in het verleden. In het vroegere Egypte waren er sleutels in gebruik die veel weg hadden van de vorm van een sleutelbeen. Vandaar deze benaming.
Gewrichten
De gewrichten bestaan uit minstens twee beenderen die met elkaar verbonden zijn en voor een beweging zorgen. We kennen het schoudergewricht, het ellebooggewricht, het kniegewricht etc. Een gewricht heeft als medische benaming
articulatio. Een gewricht wordt benoemd naar de plek waar het zich bevindt, of naar de beenderen die met elkaar verbonden zijn. Het heupgewricht wordt
articulatio coxae genoemd. Coxa betekent heup. Letterlijk staat er dus: gewricht heup, oftewel het heupgewricht.
Het ellebooggewricht wordt
articulatio cubiti genoemd. Cubitis is de elleboog. Dit vinden we weer terug in andere benamingen zoals
cubitis valgus, wat de stand van het ellebooggewricht betekent. (Cubitis=elleboog, valgus=stand)
Pezen
Pezen verbinden de botten met de spieren. Een pees wordt
tendo genoemd. De achillespees is duidelijk herkenbaar als
tendo Achilles.
Tendinitis is een peesontsteking. Wanneer de reden van de peesontsteking wordt aangeduid, verschijnt deze ook in de benaming. Een bepaalde peesontsteking in de schouder wordt dan
tendinitis calcarea genoemd. (calcarea=kalkafzetting). De peesontsteking ontstaat dus door kalk in of rond de pees.
Spieren
Spieren zorgen voor de beweging van de beenderen. Zonder spieren is er geen beweging mogelijk. Een spier wordt
musculus genoemd. De benaming hiervoor is wat vreemd: musculus betekent muisjes. Omdat een spier op een opgestroopte muis lijkt, werd deze benaming dus aan de spieren gegeven. Spieren hebben een naam toegewezen gekregen afhankelijk van hun functie, de plaats waar ze zich bevinden, de vorm of de beenderen die ze verbinden.
Musculus gastrocnemius is de grote kuitspier. Musculus=spier, gaster=maag, kneme=kuit. Deze spier heeft een gevulde, maag of buikvormig model en ligt in de kuit. De schuine buikspieren eten musculus obliquus, waarbij obliquus schuin betekent. Spierpijn wordt
myalgie genoemd en een spierontsteking
myositis. Van alle Latijn/Griekse benamingen is die van de spieren soms het moeilijkst te begrijpen.