Groene kikkers: kwaken en kwekken in Kikkerland
Als het kouder wordt kom je de groene kikker niet meer tegen. Zodra de herfst zijn intrede doet heeft dit groene amfibietje al een veilig plekje gevonden om te overwinteren. Maar zodra de temperatuur behaaglijker wordt en de eerste lentezon zich laat zien, kruipen ze tevoorschijn. Ze zullen met hun gekwaak, geplens en geplons laten weten dat ze er heus nog zijn.
Kikkers zijn zo leuk! Met hun vier pootjes, waarvan de achterste het meest ontwikkeld zijn, lijken ze een beetje op kleine mensjes. Die pootjes zijn net armpjes en mollige, gespierde beentjes. Hun zwemtechniek lijkt behoorlijk veel op onze schoolslag. Als je op een zonnige dag langs een poel of vijver wandelt, hoor je opeens een hoop plonsjes. Dan weet je het al: kikkers! En als je dan je oog over het wateroppervlak laat gaan, zie je allemaal oogjes naar je kijken. Ze vragen zich af: wat doet dat mens? Wat wil dat mens? Ga toch weg, mens! Maar als mens ben je gewoon heel geamuseerd. Even wil je al die toegeworpen blikken beantwoorden. Je kijkt dus even terug. Maar dan besluit je om die leuke gluurdertjes met rust te laten en door te wandelen. Want ach, ze zaten net zo lekker in dat zonnetje langs de kant. Vaak hoor je ze al van verre kwaken. Onophoudelijk gekwaak. Een echt kikkerconcert. Geen twijfel mogelijk: het is paartijd. Straks drijft er weer kikkerdril, gevolgd door duizenden kikkervisjes. Op hun beurt zullen die ons volgend jaar wantrouwend begluren vanaf het veilige vijverwater.
Plompverloren
Ons land wordt niet alleen kikkerland genoemd om zijn vaak kille zeeklimaat. Het is ook letterlijk een kikkerland. We zijn gezegend met een veelzijdige kikkerpopulatie. En om dat zo te houden zijn kikkers, net als alle amfibieën, beschermde dieren. We mogen ze dus niet vangen, vervoeren en verhandelen. Als je een vijver hebt en je wilt er graag kikkers in hebben, mag je ze dus niet vangen vanuit de vrije natuur. Kikkers moeten blijven in hun eigen natuurlijke habitat. Wel is het geoorloofd om kikkerdril en dikkopjes ( kikkerlarfjes of kikkervisjes) uit een vijver te halen en deze in de uwe op te kweken. Dit wordt namelijk gezien als een vorm van natuurbehoud en vermeerdering van de soort. De kikkertjes die op deze wijze in uw tuin volwassen worden, beschouwen uw vijver als hun natuurlijke habitat ( leefomgeving). Het komt ook wel voor dat volwassen kikkers uw vijver spontaan weten te vinden. Ook dan bent u uiteraard niet in overtreding. De kikker heeft dan zijn keus gemaakt. Maar in het omgekeerde geval, dat u een kikker ergens anders vangt en deze in uw vijver zet, is dus strikt verboden. Het diertje voelt zich dan terecht ‘plompverloren’.
Dubbel levend
In Nederland kennen we verschillende soorten kikkers. Sommige voelen zich thuis in het bos, andere op de heide en weer andere kiezen voor een leventje in en om het water. Kikkers en salamanders behoren tot de amfibieën. De naam ‘amfibie’ komt vanuit het Griekse ‘Amphi-bios’ dat ‘dubbel levend’ betekent. Heel toepasselijk, want amfibieën kunnen leven in het water én op het land. Wetenschappers gaan ervan uit dat deze dubbele levensvorm ongeveer 350 miljoen jaar geleden is ontstaan. Bepaalde vissen ontwikkelden hun ademhalingsorganen zodanig dat ze ook op het land hun zuurstof konden inademen. Daarnaast kregen ze ledematen om zich op land te kunnen voortbewegen. Deze dieren behoren dus tot de eerste dierlijke levensvormen op land. Er zijn fossielen gevonden van kikkerachtige wezens, die heel veel lijken op onze kikkertjes. Alleen waren die wel wat groter.
Bastaardjes
De meest bekende is natuurlijk de groene kikker. Groende kikkers zijn onderverdeeld in drie soorten. Zo kennen wij de Kleine Groene of Poelkikker; de Grote Groene of Meerkikker en de Middelgrote Groene of Bastaardkikker. De laatste is voortgekomen door kruising van de eerste twee soorten. De Bastaardkikker is al duizenden jaren geleden ontstaan. Daarom wordt het als een volwaardige derde soort beschouwd. Maar het is een hybride, wat betekent dat hij zich in principe niet kan voortplanten. In principe, want paart hij met een van de twee andere soorten, dan komt er wel een nageslacht. Dit komt doordat de Bastaardkikker twee sets chromosomen heeft, één van de Meerkikker en één van de Poelkikker. Als hij paart met de Meerkikker, gebruikt hij zijn setje Poelkikker-chromosomen. Doet hij het met de Poelkikker, dan wordt zijn setje Meerkikker-chromosomen ingezet. Zodoende blijft de Bastaardkikker als soort bestaan.
Matatarsusknobbel
Er is dus sprake van een kleine, een middelgrote en een grote kikker. Maar als je ze niet naast elkaar ziet, zijn ze moeilijk te herkennen. Alle drie hebben zwarte plekken en een lichtgroene streep op het rugje. Verder zijn ze alle drie overwegend mooi kikkergroen. De kleinste Poelkikker is tijdens de paartijd iets geler van kleur. De kwaakblazen zijn bij het mannelijke Poelkikkertje wit van kleur. Bij de Meerkikker zijn de kaakblazen donkergrijs en bij de Bastaardkikker lichtgrijs.
Een ander herkenningspunt is het hielgewricht, Daar bevindt zich een knobbeltje, de zogenaamde ‘matatarsusknobbel’. Om precies te zijn, de knobbel bevindt zich naast de kortste teen op de achtervoet. Bij de Meerkikker is het een klein knobbeltje, bij de Poelkikker is het een grote knobbel. En bij de Bastaardkikker? Natuurlijk middelgroot. Er zijn nog meer verschillen, maar dan moet je ze echt naast elkaar kunnen vergelijken. Als u een dergelijke spontane groene bezoeker in uw vijver aantreft, zal het dus erg moeilijk zijn om te zien tot welke soort hij behoort. Je moet de drie soorten naast elkaar zien om ze te kunnen onderscheiden. Maar ach, als u al leuk vindt dat hij bij u in de vijver zijn schoolslagje zwemt, wat doet zijn soort er dan eigenlijk nog toe?
Metamorfose
Over het algemeen begint in het vroege voorjaar de paringtijd. De mannetjes doen hun uiterste best om met stoer gekwaak de vrouwtjes aan te moedigen tot paring. Ze blazen hun kwaakblazen zo ver mogelijk op om hun kikkerzang zo hard en krachtig mogelijk te laten klinken. Vindt hij een vrouwtje dat hiervan onder indruk is, dan bestijgt hij haar letterlijk. Hij klautert op haar rug en bevrucht haar. Eenmaal bevrucht, legt het vrouwtje haar eitjes in de vorm van kikkerdril. Daar ontwikkelen zich eerst een soort larven die gaandeweg zich tot kikkertjes ontwikkelen. Eerst zijn het dikkopjes, zoals de naam al zegt een kopje met een staartje. Daarna vormen zich de pootjes en ten slotte worden het kikkertjes. Een aantal kikkervisjes van de groene kikker begint pas in augustus-september met de metamorfose. Sommige overwinteren zelfs als kikkervisje, om vervolgens pas in het volgende voorjaar door te gaan met de gedaanteverwisseling.
Hap, slik, weg
Kikkers leven van vliegende insecten, wormpjes, spinnen, maar ook van kleine salamanders en zelfs andere kleine kikkertjes! Ze hebben een lange tong. Daarmee vangen ze razendsnel vliegende insecten. Ook jagen ze onderwater op jonge salamandertjes en stekelbaarsjes. Ze slikken hun prooi in zijn geheel in. Met een lekker hapje weten zij dus wel raad. Het is hap, slik, weg.