Menselijke bedreigingen voor koraal
Koraal wordt zeer ernstig bedreigd door de mens. Hierbij moet je denken aan het dichtslibben van de riffen, de winning van koraal, vervuiling door voedingsstoffen, industriële vervuiling, rommel die wij in de oceanen dumpen en zelfs radio-actief afval. Vindt er hieronder meer over!
Het dichtslibben van koraalriffen
Koralen zijn van nature bestand tegen geringe hoeveelheden slib. Dit is noodzakelijk omdat ze altijd blootstaan aan zand dat door de stroming en golfslag wordt meegnomen of van de bodem op laat wervelen. Koraalkolonies worden van tijd tot tijd schoongespoeld door getij en stroming. Sommige soorten helpen daarbij door hun poliepen en tentakels zo te bewegen dat het sneller wordt schoongespoeld. De meeste koralen zijn echter gevoelig voor hoge of toegenomen slibconcentraties en worden er snel door aangetast of sterven uiteindelijk af.
Door grote hoeveelheden sediment wordt het koraal verstikt. De poliepen krijgen geen zuurstof en belangrijke voedingsstoffen meer binnen. Door deze grote hoeveelheden komt er ook niet meer voldoende zonlicht op de zoöxanthellen en dat hindert de fotosynthese, wat ook weer een deel van de voeding voor koraal betekent. Het sediment is ook slecht voor de dieren op het rif, omdat die het koraal als schuilplaats gebruiken. Als het koraal dichtgeslibt is, zijn de holtes waar ze zich normaal schuilhielden onbereikbaar geworden. Veel van het zware bezinksel dat op de riffen terechtkomt is afkomstig van het land. Elke bodem die niet wordt vastgehouden door een plantendek is blootgesteld aan erosie. Er zijn talloze oorzaken van erosie zoals de mijnbouw, bouwwerkzaamheden en allerlei ontginningsprojecten.
Tegenwoordig is de wegenbouw een grote boosdoener. Er worden landweggetjes aangelegd, maar deze zijn gemaakt van zand of iets dergelijks. Bij een echte regenbui spoelt al dit zand de zee in en op die manier komt er veel sediment in het water. Het hoeft echter niet allemaal dichtbij zee plaats te vinden, denk aan het platbranden van bossen. Op die manier wordt veel minder van de bodem vastgehouden en er spoelt veel grond naar beneden, wat uiteindelijk in de zeeën terechtkomt.
Mangrovebossen zijn heel gunstig wat betreft de opname van slib. Zij vangen van nature een deel van de weggespoelde grond, maar dit wordt steeds minder. Door menselijk handelen worden er steeds meer mangrovebossen weggehaald.
Ook door uitbaggering komt er veel slib in het water terecht. Dit kan goed aflopen voor het koraal, maar het kan ook desastreuze gevolgen hebben. Als er veel massieve koralen zijn heeft het niet veel gevolgen, omdat die maar weinig levend voedsel nodig hebben. Zijn het echter de kwetsbaardere soorten die met het slib te maken hebben is er een groot probleem. Hele grote delen van het rif zullen dan afsterven.
Koraalwinning
Er wordt veel koraal gewonnen voor bouwprojecten. Koraal is vaak veel goedkoper te krijgen dan bijvoorbeeld rotsen. Deze koraalwinning vindt vooral plaats op eilanden. Het koraal wordt vaak van de riffen dicht bij de kust gehaald. De bewoners rechtvaardigen de winning door te zeggen dat het koraal wel weer aangroeit. Dit is natuurlijk zo, maar de mate waarin het koraal nu wordt gewonnen is zo groot dat het koraal het niet meer bij kan benen.
Vervuiling door voedingsstoffen
De tropische wateren waar riffen in voorkomen zijn meestal arm aan voedingsstoffen zoals nitraten en fosfaten. Kunstmest en rioolwater, dat rijk is aan nitraten en fosfaten, wordt in het water geloosd. Dit is een verrijking van het water met minerale en organische voedingsstoffen, maar er zit ook een nadeel aan. Net als met al het voorgaande moet het niet te veel zijn. Als het in overmaat aanwezig is sterven de rifdieren door zuurstoftekort. Zeewieren profiteren van deze voedingsrijkdom, maar voor het koraal betekent het de ondergang. Hoge nitraatconcentraties zijn giftig voor koralen en fosfaten belemmeren de skeletgroei. Als er zoveel voedingsstoffen zijn gaan de zeewieren het rif domineren. Op die manier kan er minder zonlicht bij het koraal komen en op een gegeven moment zal het rif geheel vervaagd worden. Het fytoplankton in de bovenste lagen van de zee profiteert van deze voedingsstoffen en de dichtheid ervan neemt toe. Hierdoor komt er nog minder licht bij het koraal. Plantenetende vissen en zeeëgels kunnen het zeewier een lange tijd in bedwang houden, maar op een gegeven moment houdt dit op. Dit kan komen door overbevissing, maar ook door natuurlijke afname van de zeeëgelpopulatie.
Op open zee, waar sterke stromingen zijn, is het rioolwater geen groot probleem. Het kan zelfs gunstig zijn, omdat bepaalde vissoorten deze plaatsen opzoeken om hun eten te zoeken. Als het rioolwater echter wordt geloosd bij nabijgelegen lagunes kan het rampzalige gevolgen hebben. De lagunes hebben stilstaand water en op deze manier blijft het water langere tijd in contact met het rif. Het is ook slecht voor de mens, want bij het eindriool is er een kans op geelzucht, cholera en tyfus. Deze ziekten worden overgedragen door filteraars als mosselen en oesters, die het rioolwater in zich opnemen.
Industriële vervuiling
Er is weinig bekend over chemicaliën en metalen en de aantasting van het koraal. Uit onderzoek blijkt dat er grote verschillen zijn per gebied. Wel is van de chloorverbindingen bekend dat ze de rifdieren aantasten en dan met name de larven in het plankton. Veel verdelgingsmiddelen zijn giftig en versterken de effecten van de weggespoelde meststoffen: er wordt niet gewoon slib, maar giftig slib gevormd.
Energiecentrales lozen nog altijd warm water in rivieren of rechtstreeks in de zee, hierdoor kan de watertemperatuur toenemen en dat is een groot probleem voor de riffen.
Dan heb je ook nog olievervuiling. Dit ontstaat niet alleen maar door olietankers die verongelukken, maar ook lekke pijpleidingen en het schoonmaken van de olietankers zijn boosdoeners. De olie heeft vrijwel geen korte termijn problemen veroorzaakt voor het koraal zelf, maar wel voor de dieren die er leven. Vissen die helemaal onder het olie zitten, maar ook vogels die er last van hebben.
Menselijke rommel
Jaarlijks wordt er heel veel rommel in zee geloosd, een groot deel hiervan is het bijna niet af te breken plastic, maar ook nylon vislijnen. Dit is dodelijk voor vele dieren. Denk aan vissen, vogels en schildpadden die vast komen te zitten in de nylon vislijnen en daardoor stikken. Of dieren die stikken nadat ze hebben gegeten van plastic zakken, ballonnen of andere voorwerpen die op kwallen lijken.
Een kleine hoeveelheid rommel kan al schadelijk zijn voor een rif, niet alleen voor de dieren. Het koraal kan helemaal bedolven worden onder het plastic en zo weinig tot geen zonlicht vangen. Op deze manier kan het dus ook negatieve gevolgen hebben voor koraal.
Radioactieve verontreiniging
Riffen hebben geleden onder de drie typen kernproeven: bovengrondse, onderzeese en ondergrondse. Explosies onder water hadden de grootste gevolgen voor riffen: ze sloegen kraters waarin als het leven was vernietigd en wierpen een ‘soep’ van zand en koraal op die nabije koralen en alle andere filteraars verstikte. Zelfs bij een ontploffing in diep water, ver onder het niveau waar koralen groeien, kunnen de erop volgende schokken immense brokken omverstoten en langs het rif omlaag doen storten.
Bij kernproeven in de atmosfeer verschroeien de poliepen, smelten skeletten om tot kalk, verbranden vissen in ondiepe lagunen en rollen er schokgolven door het water die tere koralen afbreken en ondersteboven gooien. Bij alle explosies worden vissen gedood doordat schokgolven hun zwemblaas, nieren en lever doen knappen of bloedingen veroorzaken. Ook sterven ze vaak in instortende grotten of onder vallende stukken koraal. De bovengrondse en onderzeese kernproeven zijn inmiddels gestopt, maar Frans-Polynesië is nog altijd bezig met de ondergrondse kernproeven.
De radioactiviteit uit deze kernproeven besmet eerst het fytoplankton en zeewier en wordt daarna via het voedselweb in steeds hogere hoeveelheden doorgegeven aan ongewervelde dieren, vissen en ten slotte aan mensen. De radioactiviteit heeft directe invloed op het koraal. Koraal kan zich minder goed voortplanten of zelfs helemaal niet meer en bij de proeven kan het afbreken.