Trilspinnen (Pholcidae) leefwijze en jachttechniek
Trilspinnen zijn de schrik van zowel insecten als andere spinnen, inclusief de grote huisspin. Bij een virtueel slagveld van insecten en spinnen eten en gegeten worden zal de grote trilspin zegevieren. Haar kaken zijn te klein om de mens te bijten, wat niet wil zeggen dat men haar gif mag onderschatten. De familie van de trilspinnen omvat 84 geslachten met 1100 soorten. In Nederland en België zijn echter maar drie van deze spinnensoorten courant. De grote trilspin (Pholcus phalangioides) staat met stip boven aan die lijst en is makkelijk te herkennen aan het langwerpige lijfje met de enorme poten. Het web van de trilspin is een wirwar van spinseldraden, doorgaans in de hoek van een vertrek of in kelders. Trilspinnen vertoeven graag in huizen waar een droog klimaat heerst, iets waar andere spinnensoorten niet van houden.
Inhoud
Trilspinnen in het kort
Trilspinnen. Iedereen heeft ze weleens in huis. Daarmee wordt met name de grote trilspin (
Pholcus phalangioides) bedoeld. Een spin met zeer lange, dunne poten, niet te verwarren met hooiwagens. Als men de trilspin met rust laat, maakt ze een enorm driedimensionaal web in de hoek van een kamer. Trilspinnen geven de voorkeur aan gebouwen en
woningen en worden ook wel kelderspinnen genoemd (ook daar vaak te zien).
Ragebol
Voor alle spinnen geldt: 'Waar de ragebol rust, werkt de spin. Dat gezegde heeft met name betrekking op de trilspinnen. Hun naam hebben ze te danken aan de gewoonte om heftig te trillen zodra ze onraad bespeuren. Trilspinnen zijn de schrik van andere spinnen, hoewel men misschien anders zou vermoeden. Ook de grote
huisspin moet het doorgaans afleggen in een 'duel'. Typisch is dat de
trilspin ondersteboven in haar web hangt. Bij te weinig prooi is ze een spinnenvanger bij uitstek, maar dat is natuurlijk geen reden om ze dan maar in huis te laten. De meeste mensen griezelen van de trilspin.
Taxonomische indeling van trilspinnen (Pholcidae)
Trilspinnen behoren tot de stam van de
Antropoda (geleedpotigen), de klasse van de
Arachnida (spinachtigen), de orde van de
Araneae (spinnen) en de familie van de
Pholcidae (trilspinnen), die uit 84 geslachten bestaat met bijna 1100
soorten. De grote trilspin komt in Nederland en België het meest voor. Deze langpotige spin behoort tot het geslacht
Pholcus en de soort
Pholcus phalangioides.
Kelderspin
Trilspinnen worden ook wel kelderspinnen genoemd en hebben opvallend lange poten met een relatief klein en langwerpig lijf. Dat geldt niet alleen voor de
Pholcus phalangioides (grote trilspin), maar voor alle andere soorten trilspinnen, waaronder de
Psilochorus simoni (kleine trilspin), de
Smeringopus pallidus, maar ook de
Holocnemus pluchei (marmertrilspin). Al deze soorten hebben min of meer dezelfde kenmerken, waarbij de grote trilspin het vaakst te zien is in
woningen.
De trilspin is geen hooiwagen
De trilspin wordt ook wel sidderspin genoemd, vaak verward met de
langpootmug en de hooiwagen. Bij de hooiwagen vormen het achterlijf en het borststuk een geheel, in tegenstelling tot de trilspin. Bovendien behoren hooiwagens wel tot de spinachtigen (
Arachnida), maar niet tot de
spinnen (
Araneae). Ze maken dus geen web.
Trillen
De naam trilspin heeft dit diertje te danken aan het feit dat ze heftig gaat trillen zodra ze onraad bespeurt. Wie het web aanraakt, zal dat snel merken. Feitelijk draait ze zeer snel rond of ze beweegt overijverig op en neer, waardoor de vermeende aanvaller van de wijs raakt. Wie thuis in de hoek van een kamer een trilspin ziet, heeft waarschijnlijk te maken met de grote trilspin (
Pholcus phalangioides) die wereldwijd het meest voorkomt, ook in Nederland en België.
Belangrijke kenmerken van trilspinnen (Pholcidae)
Typerend voor de trilspin is het driedimensionale web dat ze maakt. Een web waarin ze de scepter zwaait. Zelfs het lot van de grote
huisspin is bezegeld wanneer ze in haar territorium komt. Een ander karakteristiek kenmerk is dat de trilspin nauwelijks
spinsel maakt voor haar eitjes. Ze worden met enkele draden bij elkaar gehouden en zijn dan ook goed zichtbaar. Trilspinnen zijn het hele jaar aanwezig, maar komen vooral in het najaar vaker in het blikveld.
Kopborststuk en achterlijf
De structuur van de trilspin is eenvoudig en dus makkelijk te herkennen. Trilspinnen hebben een langwerpig lichaam (kopborststuk en achterlijf) van 2 tot 10 millimeter lang; de grote trilspin tussen de 7 en 10 millimeter.
Kleur, poten en ogen
Afhankelijk van de soort kunnen trilspinnen groen, bruin tot grijs zijn. Met poten van wel 5 centimeter lang. Karakteristiek is de donkere verkleuring van de gewrichtssegmenten van de poten (vier paar), waarvan het eerste paar het langst is, gevolgd door de achterpoten. De uiteinden van de
poten zijn voorzien van geledingen. De trilspin heeft acht minuscule ogen: 2 groepen van 3 ogen en een paar kleine ogen.
Gif
De trilspin heeft zeer kleine
gifkaken. Te klein om de menselijke
huid te doorboren. Wel is het gif relatief krachtig in vergelijking met andere spinnen.
Web
De trilspin spint haar driedimensionale web vergelijkbaar met het
web van de
zwarte weduwe bij voorkeur in de hoek van een vertrek. Wie een trilspin, zoals de grote trilspin (
Pholcus phalangioides), haar gang laat gaan, zal merken dat de hele hoek opgevuld wordt door een rommelig en vrijwel onzichtbaar netwerk van draden, waarbij het web zelfs van het
plafond tot aan de deursponning kan reiken. De trilspin zal een met stofdeeltjes en prooiresten verontreinigd web verlaten om elders ijverig een nieuw web te maken.
Jacht en voedsel
'Waar de ragebol rust, werkt de spin'. Dit gezegde lijkt vooral van toepassing op het
gedrag van de trilspin. Deze spinnen duiken overal op waar niet of slecht gepoetst wordt. Ondersteboven in haar web wacht ze op prooi en is in dat opzicht beslist niet kieskeurig. Ze verorbert alles, van
vliegen tot pissebedden, zilvervisjes,
oorwormen en spinnen, waaronder de
zebraspin, de
wolfspin en niet te vergeten de
huisspin, wat best wel bijzonder is.
Huisspin
Wat betreft de lichaamsgrootte (zonder de poten) doet de trilspin versus de huisspin denken aan een gevecht tussen David en Goliath. Als een lasso gooit de trilspin een spindraad over de prooi, die zich meteen verstrikt ook de huisspin waarna de trilspin haar prooi inpakt met spinsel. Vervolgens maakt ze een gaatje in het spinsel, bijt de ingepakte prooi en spuit gif in. Daarna zuigt ze de prooi leeg.
Kannibalisme
In het najaar wordt de trilspin rusteloos. Door gebrek aan prooi gaat ze op zoek naar betere jachtvelden. Dat doet ze ook wanneer het web s zomers verontreinigd raakt. Ze zoekt dan een andere stek. Tijdens haar zoektocht langs plinten en muren komt ze mogelijk andere webben tegen en doet ze zich voor als prooi. De spin die eraan komt rennen, raakt dan zelf verstrikt in het spinsel van de trilspin en wordt vervolgens opgegeten. Wanneer voedsel zeer schaars is, schrikken trilspinnen niet terug voor kannibalisme. Door hun geraffineerde
jachttechniek, en het feit dat ze vooral binnenshuis leven, hebben trilspinnen niet veel vijanden
op de mens na.
Trilspin (
Pholcus phalangioides) met eitjes /
Bron: Canapin, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)Verspreiding
Trilspinnen (
Pholcidae) komen over de
hele wereld voor, behalve in het hoge noorden, zoals Alaska en Siberië. De grote trilspin (
Pholcus phalangioides) is courant in heel Europa, geheel Zuid-Amerika, delen van Noord-Amerika, Australië, Azië en Afrika. Niettemin zijn trilspinnen oorspronkelijk afkomstig uit de zuidelijke streken, de subtropen en tropen. In Nederland en België vindt de trilspin het buiten doorgaans te koud. Om die reden geeft ze de voorkeur aan gebouwen en woningen, waar het warm is, een droog klimaat heerst en waar als gevolg van die droogte andere spinnensoorten zich minder op hun gemak voelen.
Voortplanting van trilspinnen
Het merendeel van de vele soorten
trilspinnen paart het hele jaar door. De grote trilspin vooral in de lente. Het mannetje kan paren als hij een jaar oud is en trilt dan met zijn hele lijf tegen het web van het vrouwtje om aan te duiden dat hij geen prooi is. Hij spint een klein web bij zijn genitaliën, waarna er sperma vrijkomt dat hij met zijn beide palpen opzuigt en in de genitaliën van het vrouwtje plaatst. Vervolgens blijft het mannetje in haar buurt en gaat niet lang daarna dood.
Spinnetjes
Trilspinnen kunnen het hele jaar door jongen produceren. De eitjes worden met enkele spinseldraden bij elkaar gehouden en zijn goed zichtbaar. De spin houdt het bolvormige cluster bij haar kaken vast tot vlak voordat de
eitjes uitkomen. In die periode eet de trilspin niet. De jonge spinnetjes vervellen al snel en gaan dan zelf op jacht. Trilspinnen worden gemiddeld drie jaar oud, afhankelijk van de soort.
Lees verder