Neurologisch onderzoek bij een dier
Een neurologisch onderzoek bij de dierenarts, valt niet onder het algemene klinische onderzoek en wordt alleen gedaan als er aanleiding voor is. In dit artikel leest u wat het onderzoek precies inhoudt.
Gedrag
Bij een neurologisch onderzoek zal de dierenarts het gedrag van het dier willen beoordelen.
Hij maakt hierbij onderscheid tussen:
- het normale gedrag van het dier
- eventuele dwangbewegingen
- krampen
- stuipen (convulsies).
Bewustzijn
Bij een neurologisch onderzoek zal de dierenarts ook het bewustzijn van het dieren willen beoordelen. Er zijn verschillende bewustzijnsniveaus:
- alert / attent : dit is het normale bewustzijnsniveau
- sopor: gedeprimeerd en slaperig, maar wakker te krijgen door een lichte prikkel, zoals het dier te roepen
- stupor: slaperig en alleen wakker te krijgen met een sterke prikkel, zoals een pijnprikkel
- coma: niet wakker te krijgen
Onderzoek kop en kopzenuw
Bij het vermoeden van een beschadiging in het zenuwstelsel zal de dierenarts eerst naar de kop van het dier kijken en de kopzenuw onderzoeken. De dierenarts let op de vorm van de kop, de houding en symmetrie van de kop. Hij let op de stand van de orgen, de ogen en de onderkaak. Deze dienen allen symmetrisch te zijn. Hij zal de kop van het dier naar boven, naar beneden en opzij draaien en dit dient soepel te gaan. Het draaien van de kop hoort niet gepaard te gaan met sterke oogtrillingen. Hij zal ook kijken naar de symmetrie van de kaak en de kaakspieren. Ook de binnenkant van de bek zal hij inspecteren. Hier let hij op pijnplekken, weerstand, spierontwikkeling, tongbeweging en slikreflex. De dierenarts zal de ogen van het dier bij voorkeur in een donkere ruimte willen bekijken. Er hoort geen ritmische beweging van de ogen zichtbaar te zijn (nystagmus)
Onderzoek van het bewegingsstelsel
Een neurolische stoornis zal vaak een stoornis in het bewegingsapparaat met zich mee brengen. De arts zal daarom ook het bewegingsstelsel onderzoeken. Hij zal hiervoor de kop, de ruggengraat en de poten palperen (bevoelen) waarbij het let op de bespiering, de symmetrie, de spiertonus en de houding van de ledematen. Verstoringen die zichtbaar kunnen zijn zijn:
- verminderde kracht (paresie)
- verlamming (paralyse)
- verminderde coordinatie (ataxie)
- onwillekeurige bewegingen
Reflexen
Door het testen van de reflexen kan gezien worden op welk niveau het defect zit. Het defect kan op het niveau van het ruggemerg zitten of op het niveau van de hersenen.
Kenmerken van reflexen:
- een reflex is aangeboren en niet aangeleerd
- een reflex is voorspelbaar
- een reflex kan herhaald worden en is onafhankelijk van het bewustzijn
- een reflex gaat door weinig synapsen
- een (spinale) reflex is gericht op de bescherming van het individue
Spinale reflexen
Dit zijn de reflexen waarbij het ruggemerg een belangrijke rol speelt.
de Kniepeesreflex
Bij tikken op de kniepees van een gebogen knie zal de knie zich strekken
Terugtrekreflex
Bij het knijpen in de tenen zal de poot terugtrekken. Het dier voelt hier geen pijn van.
Extensor carpi radialis reflex
aan de voorzijde van de onderpoot loopt een spier die we musculus extensor carpi radialis noemen. Musculus betekent spier. Extensor betekent strekken, carpi betekent pols en radialis betekent spaakbeen. Bij het samentrekken van deze spier zal dus de ondervoet zich strekken. Dit kun je bewerkstelligen door een tikje te geven op de spier.
Anus perineum reflex
Met perineum wordt hier bedoeld het gebied rond de anus en rond de uitwendige geslachtsdelen. Bij prikkeling van dit gebied trekt de anus samen en buigt de staart tegen het lichaam aan.
Cerebrale reflexen
Dit zijn de reflexen waar de hersenen een belangrijke rol bij spelen. De prikkel loopt via een zenuwbaan direct naar de hersenen en gaan niet via het ruggemerg. Deze reflexen vertellen ons iets over de bijbehorende zenuwbaan en het bijbehorende hersengedeelte.
Pupilreflex
Als de dierenarts met een licht in het oog schijnt hoort de pupil kleiner te worden. Ook bij het oog wat niet direct beschenen wordt hoort de pupil kleiner te worden. Dit dient bij beide ogen getest te worden.
Ooglidreflex
Bij het aantippen van het ooglid, dient het te sluiten
Slik- en hoestreflex
Bij zacht knijpen in de keel van het dier kan het gaan hoesten, over het algemeen betekent dit dat de luchtpijp geirriteerd is. Een gezond dier zal niet zo makkelijk hoesten.
De slikreflex is ook bij een gezond dier op te wekken. Door het knijpen in of het wrijven over het strottehoofd zal het dier gaan slikken. Ook door op het achtereinde van de tong te drukken zal het dier gaan slikken.
Houdingsreacties
Er zijn ingewikkelde reflexen die iets zeggen over het spinale en het cerebrale zenuwstelsel.
Dubbeltreden
Als de ondervoet met de tenen naar beneden gericht neergezet zal worden, moet het dier dit corrigeren, zodat de voet plat op de tafel of grond komt te staan
Hinkelen
Als het dier zo opgetild wordt dat 1 poot de grond niet raakt, zal hij bij opzij bewegen deze poot toch mee laten hinkelen.
Plaatsingsreactie
Bij een plaatsingsreactie wordt vrijwel hetzelfde neurologische gedeelte van het lichaam getest als bij hinkelen. Het hinkelen doet men meestal bij grotere dieren, terwijl de plaatsingsreactie gemakkelijk bij kleine dieren getest kan worden. Hiervoor tilt men het dier richting de tafel. Uit reflex zal het dier zijn poot op de tafel zetten.
Naar aanleiding van bovenstaand onderzoek zal de dierenarts kunnen bepalen of er sprake is van een neurologisch defect.